Bewegen door de mist

Bewegen door de mist
Met een serotoninemachine.

Het is geen geheim: mijn C-PTSS gooit nogal roet in het eten des levens. Er zijn natuurlijk allerhande klachten en symptomen, maar wat voor mij het meest impact heeft is het permanente gevoel van onveiligheid.

Want dat is hoe het voelt: een dikke mist van onveiligheid, ongeacht de situatie. Zo dicht dat ik niet kan zien waar ik ben. Aan de rand van de afgrond? Op een richel? Balanceer ik op een balk boven een grote leegte? Komt er iets of iemand op me af, klaar om me wat aan te doen? Ligt er een berg hondenstront, klaar om mijn schoenen te bevuilen? Waar kan ik over struikelen, waar bots ik tegenaan als ik beweeg?

Áls ik beweeg.

Dus ik sta stil. Dan weet ik zeker dat er niks gebeurt. Maar beter wordt het ook niet. Er is nog steeds een grote onduidelijkheid om me heen. Omringd door bedreiging blijf ik staan, en toch beweeg ik me zo door het leven. Continu onveilig, continu sta ik op scherp. Vermoeiend, maar ik weet niet beter.

Sommige mensen zeggen dat ze een zaklamp voor me hebben. Die zou door de mist heen kunnen schijnen, zodat ik kan zien waar ik ben, en volgens hen veel belangrijker, waar ik naartoe moet. Zodat ik uit de mist kan bewegen. Al zeggen sommigen dat de mist overal is, maar dan heb ik in ieder geval de zaklamp nog. Sommigen duwen hem in mijn handen, maar meestal laten ze me allerlei kunstjes doen om me de zaklamp niet eens aan te reiken na het laatste kunstje. Soms weet ik er een te bemachtigen, maar geen van allen werken ze. Nog steeds ben ik omringd door de dreiging van het onbekende. Geen uitzicht op opklaring. Geen gebed tot Piet Paulusma die dat verhelpen kan.

Dus ik sta stil. Geen beweging. Geen uitzicht. Geen toekomst. Geen leven.

Dit is hoe het tot voor kort ging.

Zittend. Wachtend. Koerend. Geen toekomst, alleen duiven.

Maar toen klaarde de mist op. Eerst langzaam, en toen heel snel. Een ravijn bleek er niet te zijn. Geen richel, geen kloof, geen muur. Niets om over te vallen behalve mijn eigen voeten, en het gewicht van de rugzak die ik meesleep.

Het was niet Rene Schuurmans die ineens zong dat ik de zon in mijn hart moest laten die de mist deed opklaren. Het was geen opdringerige zaklampverkoper. Geen Gerrit Hiemstra die mij genadig was.

Het was iemand die me consistentie en veiligheid bood. Iemand waar ik niet voor hoef te zorgen, maar die dat wel voor mij doet. Die bij me blijft staan, of ik nou stil sta of langzaam vooruit schuifel. Die er altijd is, hoe hard ik ook over mijn eigen schoenen struikel. Waarbij ik nu de ruimte heb om te kijken waarom ik in godsnaam 20 kilo aan bakstenen in mijn rugzak heb, en die me in alle rust laat uitzoeken wat ik daarvan weg kan gooien (hopelijk alles, behalve de Supreme baksteen natuurlijk). Die mijn hand vasthoudt (helaas soms letterlijk) terwijl ik opnieuw leer lopen. En die uiteindelijk met me meeloopt, ongeacht mijn tempo. Iemand tegen wie ik me niet af hoef te zetten, maar waar ik tegenaan kan leunen tot ik het zelf kan. Want dat krijg ik van hem: vertrouwen (de dwaas). En omdat ik hem op mijn beurt weer vertrouw, kweek ik een nieuw soort zelfvertrouwen dat ik nooit heb gehad. Niet dat ik onzeker was - hoe kan ik ook met zo'n prachtig gezicht?

Gezicht in kwestie.

Afijn. Ineens is daar die veiligheid die ik nooit heb gehad. Een veiligheidsdispenser. Een surrogaatouder.

Wat heb ik dan nog aan een zaklamp?

Dit is een van de conclusies die ik kon trekken na mijn meest recente trip, afgelopen maandag, die een ontzettend leerzame ervaring bleek te zijn.

Toch was dat niet de insteek. Ik combineerde truffels, 4-ho-met (een stof nauw verwant aan psilocine) en 2cb. Mijn psychedelicagebruik is voor mij een manier om mijn verleden te integreren met het nu. Normaliter kies ik dan voor middelen die meer introspectief zijn, en dat levert nuttige maar soms ook zware trips op. Maar ik wil dingen anders doen, dus koos nu voor deze combinatie omdat het ook wel eens wat luchtiger mag zijn. Met de veiligheid die 2cb soms opwekt, hoopte ik de verbinding met mijn lijf weer een beetje te vinden.

Dat is zeker gelukt: al gauw voelde ik totale ontspanning in golven door mijn lichaam gaan, alsof mijn zenuwstelsel vanuit mijn hoofd naar mijn lijf onder stroom stond op een aangename manier. Alsof de verbinding inderdaad werd gelegd. Daarmee kwam ook bewustzijn van de pijn die ik heb, door de reuma en de continue staat van spanning. Hoewel de pijn vrij heftig was, ervaarde ik dit totaal niet als storend. Het was maar een lichamelijke sensatie.

De sensatie van dier is altijd goed.

De sensaties in mijn hoofd waren alles behalve pijnlijk: ik had de grootste lol. Tot Jan overleed waren al mijn trips zo - vol plezier de speeltuin van het universum in, en je leert gaandeweg een hoop. Daarna veranderde het: het werd introspectiever, zwaarder. Minder speels. En sindsdien had ik een extra zetje nodig om mijn amygdala uit te schakelen, omdat ik niet meer kon loslaten, niet meer in de trip kon komen. Ook dat was nu niet nodig. Door de veiligheid die ik nu ervaar.

Genietend van de muziek en het ontspannen gevoel in mijn lijf (ik wil normaliter nog wel eens heftige stuiptrekkingen hebben) merkte ik dat er niets anders meer was dan dat. Eindelijk rust voor mijn gehele zijn. En dan niet omdat ik naar de euthanasiekliniek ben geweest.

Rust is iets waar ik lang naar verlangd heb, vooral mentaal. Al trippend zag ik dat ik mijn hele leven bezig ben met "problemen oplossen". Nadenken. Dingen uit elkaar halen. Vooral mezelf. Omdat ik "beter" moet worden, omdat ik wil weten wat er is gebeurd. Omdat controle. Omdat overleven, want je bent onveilig opgegroeid. Dit heb ik de laatste jaren teveel gedaan. Het zal menigeen verbazen gezien de kinderachtige kwaliteiten die ik bezit, maar ik heb nooit geleerd te spelen. Maar dat kon nu.

Als iets mijn laat spelen is het Violent Magic Orchestra.

Ik zag dat mijn onverwerkte trauma als het ware vastgemetseld zat in mijn hoofd. Omdat ik DIS heb ervaar ik dus als aparte "capsules" die niet van mij voelen. Alsof het stukken van mijzelf zijn, gevangen in een moment dat allang voorbij is. Tot ik getriggerd raak, want dan voelt het ineens weer alsof het opnieuw gebeurt. Dit afscheiden en isoleren vanuit de DIS is een copingmechanisme dat nu alleen maar hinder oplevert. Immers, als er allemaal stukken van mij vastgemetseld zitten in het verleden, kan ik als geheel niet verder groeien. Ik kan dan wel een deel van mezelf isoleren en daar bij de pijn houden (niet dat het een bewuste keus is: dit is de default van mijn brein, dit is wat DIS inhoudt), maar waarom? Neem als voorbeeld Jan: een deel van mij zit vast in dat verlies, in dat specifieke stukje verleden, maar Jan is ook daar niet meer. Er is daar alleen pijn. Waarom daar blijven? Daarmee hou je hem niet bij je. Ik ben het mezelf, en daarmee ook die afgesplitste delen, verschuldigd om verder te groeien. Om mezelf vrij te laten.

En daarmee leken sommige van die grenzen te vervagen. Alsof het weer van jezelf wordt. Hoe pijnlijk ook. Alleen op die manier kan ik naar mezelf toe groeien: dat gaat niet als je jezelf, die losse onderdelen, niet steunt. Alleen dan kan je vooruit bewegen.

Hoe een gemiddelde trip voelt.

Want dat moet ik uiteindelijk. Ik ben als een puntje op een vel papier. Om me heen zijn er nog veel meer. Wanneer ik er naar genoeg een lijn trek, ontstaat er een web. Een vangnet. Nu die mist is weggetrokken, kan ik langzaam naar ze toe bewegen.

Langzaam, omdat ik er wel aan moet wennen. De veiligheid die ik nu ervaar van de surrogaatouder, laat me paradoxaal genoeg onveilig voelen omdat het zo onbekend is. Het frustreert me. Ik zou wel duizend ruiten willen inslaan. Vooral mijn eigen. Logisch natuurlijk: een mishandelde hond zal ook niet enthousiast zijn om op zijn rug te liggen en aaitjes te ontvangen. Ook al is continu de wacht houden en blaffen naar iedereen vermoeiend. De enige manier is gewenning. Met een geduldig baasje dat bij hem blijft.

Dus ik geef me over. Poging tot althans.

Deze ontving maar al te graag aaitjes.

Daarom stop ik met therapie. Of ja, dit is nog maar de "introductiefase" van 16 sessies. 2 keer in de week iemand gedwongen zien die van alles van me wil, daar voel ik me totaal niet veilig bij. Zeker omdat ik teveel ervaringen heb met therapeuten en grensoverschrijdend gedrag. Heel de setting is onveilig - en daarmee het tegenovergestelde van wat ik heb bij eerdergenoemde surrogaatouder, waar ik naartoe kan wanneer ik wil en kan delen wat ik wil. Iemand naar wie ik toe kan bewegen, in plaats van andersom. Beslist geen therapie, maar een verbinding, een veilige haven. Waar ik geen patiënt ben. Want die rol heb ik al zo lang dat hij te krap zit. Ik ben hem ontgroeid. Het is maar een rol in een verhaal. En dat hoofdstuk is voorbij.

Want dat is wat het is: slechts een verhaal. Je brein dat continu praat, dat continu allerlei verhalen vertelt over wat je ziet en voelt. Je hoeft er niet naar te luisteren. Maar we vergeten dat soms, en gaan er in geloven. Of je zet je er tegen af, waardoor je er alsnog aandacht aan geeft. Met de herbelevingen die ik heb, ken ik het maar al te goed. Maar nu kan ik er naar kijken, "oké", zeggen, en het laten gaan, net zoals elke andere gedachte. En dan kan ik gewoon weer verder met waar ik mee bezig was (meestal is dat Geert pesten).

Wijze woorden waar ik al heel lang naar leef.

Want wat is lijden als je er niet tegen verzet? Een moment als alle andere. Een verhaal als alle andere.

Ik wil niet weer een verhalenverteller tegenover me die me gaat vertellen wat ik denk, dat ik mijn gedachten ben, dat ik ziek ben. Ik wil niet eindeloos dezelfde verhalen uit mijn jeugd vertellen. Als je iets tragisch wil zien, ga je maar Titanic kijken.

Een bekende ervaring van mensen die psychedelica gebruiken, is niet alleen dat zijzelf stoppen met bestaan (de welbekende ego death), maar dat ook tijd niet meer bestaat. Op zulke momenten voel je, ervaar je, wéét je dat je een bent met alles en iedereen. Alles tegelijkertijd in het nu is. En daarmee alles ook op exact de juiste plek is. Dat alles is zoals het is, en dat dat perfect is.

Over perfectie gesproken.

Die ervaring is wat mij naar de non-dualiteit heeft gebracht, en kwam nu ook weer terug. Ik was alles. Maar, zo zeiden de drugs, als je alles bent en alle tijd is nu, schrijf je je eigen verhaal. Heb je je eigen toekomst al geschreven. Dan heb je zelf neergelegd wat er nog gebeuren gaat. Het voelde alsof ik mijn verleden, mijn rugzak, zelf vol heb gestopt met de tools om wat er nu nog moet gebeuren te kunnen handelen. Dit klinkt ontzettend Zweef McTeef, en de mannen in witte jassen zullen al onderweg zijn om me aan mijn dreads mee te slepen naar therapie. Maar dat is hoe het voelde: dat ik alles aan kan wat er op het pad ligt dat ik voor mezelf heb neergelegd. Alles is precies waar het moet zijn.

Wijze les.

Dit zeg ik uiteraard niet tegen mijn therapeut twee dagen na mijn trip. Dan heb ik weer een opname aan mijn harembroek. Dus ik doe maar alsof ik normaal ben, en zeg tegen de therapeut dat ik het niet zie zitten om verder te gaan. Ze lijkt dit allemaal niet te snappen; dat je je gedachten niet bent, dat ik me onveilig voel in zo'n setting, dat ik het op mijn manier wil doen met wat steun van mijn surrogaatouder. Dat hoeft ook niet. Maar ik word ook niet serieus genomen. Niet gezien. Niet gehoord.

Ik loop de kamer uit met een gevoel van frustratie die ik als bevestigend ervaar. Ik zit op het juiste pad.

Ik sta buiten onder een strakblauwe hemel en voel de zon op mijn huid - iets wat ik normaal alleen met psychedelica kon. De mist van vanochtend is opgeklaard.

Steek die zaklamp van je maar op een plek waar de zon niet schijnt.